Bevoegdheid en aanleg – Familierechtbank – Feitelijk samenwonenden – Voorlopige maatregelen

In het arrest nr. 1/2017 van 19 januari 2017 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 572bis, 3° Ger.W. art. 10 en 11 Gw. niet schendt in zoverre het de feitelijk samenwonenden uitsluit van het toepassingsgebied ervan en hun aldus het recht op toegang tot één enkele rechter, in casu de familierechtbank, ontzegt. De onderzochte bepaling ontzegt de feitelijke samenwonenden niet het recht op toegang tot de rechter. Dat recht omvat niet het recht op een rechter naar zijn keuze. Het behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever om te beslissen welke rechter het meest geschikt is om een bepaald soort van geschillen te beslechten.

In het arrest nr. 4/2017 van 19 januari 2017 oordeel het Grondwettelijk Hof dat art. 1253ter/5, derde lid Ger.W. art. 10 en 11 Gw. niet schendt in zoverre het de familierechtbank de mogelijkheid biedt voorlopige maatregelen te nemen indien de verstandhouding tussen echtgenoten of wettelijk samenwonenden ernstig verstoord is. De zaken die een gevolg zijn van de beëindiging van een feitelijke samenwoning zijn niet onttrokken zijn aan de rechterlijke macht. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg kan in gevallen die hij spoedeisend acht, in die zaken bij voorraad uitspraak doen en dringende maatregelen bevelen.

p 1040 | 1/2017 | | Grondwettelijk Hof