Afstamming - Meemoederschap - Betwisting - Termijn - Belang van het kind

In het arrest nr. 24/2017 van 16 februari 2017 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 325/7, ยง 1, vijfde lid BW artt. 10 en 11 Gw., al dan niet in samenhang gelezen met artt. 8 en 14 EVRM, schendt in zoverre de daarin bepaalde vervaltermijn voor de vrouw die het meemoederschap opeist, kan aanvangen vooraleer de betwiste erkenning plaatsvindt. Het belang van het kind kan niet verantwoorden dat in alle gevallen de erkenning door de vrouw die heeft toegestemd in zijn verwekking overeenkomstig art. 7 van de wet van 6 juli 2007, kan worden verhinderd door een weigering van de moeder en een daaropvolgende leugenachtige erkenning.

p 1439 | 24/2017 | | Grondwettelijk Hof