Gerechtskosten - Rechtsplegingsvergoeding - Burgerlijke partij - Hoger beroep

In arrest nr. 33/2017 van 9 maart 2016 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 162bis, tweede lid Sv. de artt. 10 en 11 Gw. schendt in zoverre het de strafrechter niet toestaat aan de beklaagde een rechtsplegingsvergoeding in hoger beroep toe te kennen ten laste van de in het ongelijk gestelde burgerlijke partij die, bij ontstentenis van enig beroep van het openbaar ministerie of van de beklaagde, hoger beroep heeft ingesteld tegen een vonnis waarbij haar vordering onontvankelijk wordt verklaard nadat de beklaagde op de strafvordering werd veroordeeld. Aangezien de vaststelling van de voormelde lacune is uitgedrukt in voldoende nauwkeurige en volledige bewoordingen die het mogelijk maken art. 162bis, tweede lid Sv. toe te passen met inachtneming van de voormelde grondwetsbepalingen, staat het aan de verwijzende rechter om een einde te maken aan de schending van het gelijkheidsbeginsel.

p 1440 | 33/2017 | | Grondwettelijk Hof