Arbeidsrecht - Onderscheid arbeiders-bedienden - Opzeggingstermijn - Handhaving gevolgen

In het arrest nr. 36/2017 van 16 maart 2017 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 82, § 3 Arbeidsovereenkomstenwet, vóór de opheffing ervan bij art. 50 van de wet van 26 december 2013 betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen, de artt. 10 en 11 Gw. schendt in zoverre het van toepassing is gebleven op de werkgevers die een bediende hebben ontslagen in de periode van 9 juli 2013 tot 31 december 2013. Dat oordeel ligt in het verlengde van het arrest nr. 125/2011 van 7 juli 2011 en het arrest nr. 86/2016 van 2 juni 2016. Het Hof handhaaft de gevolgen van de ongrondwettig bevonden bepalingen tot 31 december 2013. Die handhaving gebeurt voor het eerst met toepassing van het nieuwe art. 28, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof.

p 1440 | 36/2017 | | Grondwettelijk Hof