Omkoping - Interpretatieve wet - Strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon - Verval van de strafvordering

In het arrest nr. 54/2017 van 11 mei 2017 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat de interpretatieve bepalingen van de wet van 11 mei 2007 tot aanpassing van de wetgeving inzake de bestrijding van doping, waarmee de wetgever heeft verduidelijkt dat onder “actieve omkoping” ook wordt verstaan “het […] toekennen van een voordeel van welke aard ook”, het wettigheidsbeginsel noch het niet-retroactiviteitsbeginsel in strafzaken schenden.

In hetzelfde arrest oordeelt het Hof dat art. 20, tweede lid, Voorafgaande titel Sv. de artt. 10 en 11 Gw. schendt, in zoverre het een verschil in behandeling doet ontstaan, wat het verval van de strafvordering betreft, tussen enerzijds de rechtspersonen die vóór hun invereffeningstelling of hun ontbinding in verdenking zijn gesteld door een onderzoeksrechter en anderzijds de rechtspersonen die vóór hun invereffeningstelling of hun ontbinding door de raadkamer zijn verwezen naar de correctionele rechtbank of rechtstreeks voor de strafrechter ten gronde zijn gedagvaard.

p 1680 | 54/2017 | | Grondwettelijk Hof