Beroepsgeheim - Advocaat - Collectieve schuldenregeling - Schuldbemiddelaar
Bij het arrest nr. 129/2006 van 28 juli 2006 heeft het Arbitragehof art. 1675/8, tweede en derde lid, Ger.W., zoals vervangen bij art. 8 van de wet van 13 december 2005, vernietigd, in zoverre het van toepassing is op advocaten. Dat artikel maakt het de schuldbemiddelaar mogelijk aanvullende inlichtingen in te winnen over de vermogenstoestand van de schuldenaar en regelt in dat verfban,d de wijze waarop het beroepsgeheim kan worden opgeheven. Nadat het Hof die regeling, in zoverre ze van toepassing is op advocaten, reeds had geschorst bij het arrest nr. 100/2006, gaat het Hof thans over tot de vernietiging ervan, omdat, evenmin als in de oorspronkelijke tekst - die om dezelfde reden werd vernietigd in het arrest nr. 46/2000 van 3 mei 2000 (R.W. 2000-01, 506, met noot E. Dirix) - , voor de opheffing van het beroepsgeheim van de advocaat een verantwoording bestaat die vergelijkbaar is met die van een noodtoestand of een waardeconflict. Het recht van de schuldeiser op transparantie van het vermogen van zijn schuldenaar in de procedure van collectieve schuldenregeling kan niet worden beschouwd als van een hogere waarde waarvoor het beroepsgeheim van de advocaat zou moeten wijken.