Raad van State – Afdeling bestuursrechtspraak – Termijn memories – Hakbijlprocedure – Tussenkomende partij
Op grond van art. 21, tweede lid RvS-wet stelt de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, wanneer de verzoekende partij de termijnen voor het toesturen van de memorie van wederantwoord of van de toelichtende memorie niet naleeft, het ontbreken van het vereiste belang vast. In het arrest nr. 128/2017 van 9 november 2017 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat die bepaling, gelezen in samenhang met art. 17, ยง 6 RvS-wet, geen schending inhoudt van de artt. 10 en 11 Gw. in zoverre de tussenkomende partij die de verzoekende partij ondersteunt eveneens de gevolgen van de ontstentenis van een verzoek tot voortzetting van de procedure door de hoofdverzoeker of van de ontstentenis van een tijdige memorie van wederantwoord of een toelichtende memorie van de hoofdverzoeker, moet ondergaan.