Financieel recht - Staatswaarborg - Coöperatieve vennootschappen - Arco

Bij drie arresten (nrs. 222.969, 226.095 en 226.096) heeft de Raad van State prejudiciële vragen gesteld aan het Grondwettelijk Hof over de verenigbaarheid met de artt. 10 en 11 Gw., van de waarborgregeling voor de Arco-coöperanten. Na het antwoord van het Hof van Justitie (arrest van 21 december 2016, C-76/15) op de prejudiciële vragen gesteld door het Grondwettelijk Hof (arrest nr. 15/2015 van 5 februari 2015), antwoordt dat laatste Hof bij arrest nr. 70/2017 van 15 juni 2017 dat art. 36/24 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België de artt. 10 en 11 Gw. schendt doordat de Koning kan voorzien in een systeem van toekenning van de staatswaarborg voor de terugbetaling aan vennoten die natuurlijke personen zijn, van hun deel in het kapitaal van de in art. 36/24, § 1, eerste lid, 3°, erkende coöperatieve vennootschappen. Zie hierover de in dit nummer opgenomen bijdrage van R. Houben, «De Belgische garantie voor erkende financiële coöperaties: einde verhaal».

p 40 | 70/2017 | | Grondwettelijk Hof