Potpourri II – 1. Mogelijkheid tot correctionalisering van misdaden – Onttrekken van zaken aan het hof van assisen – 2. Mini-instructie – 3. Voorlopige hechtenis – Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep – Hechtenis onder elektronisch toezicht – 4. Perso

In het arrest nr. 148/2017 van 21 december 2017 vernietigt het Grondwettelijk Hof verschillende bepalingen van de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie (zgn. «Potpourri II»).

Het Hof vernietigt allereerst de bepalingen van deze wet die het mogelijk maken om alle misdaden te correctionaliseren en aldus alle zaken te onttrekken aan het hof van assisen, evenals de daarmee gepaard gaande bepalingen waarbij correctionele straffen werden verhoogd of aangepast (artt. 6, 121 tot 123, en voorts artt. 15, 17, 1° en 2°, 18, 1° en 2°, 19, 2°, 36, 151, 155 en 170, 2° van dezelfde wet). Het Hof handhaaft de gevolgen van deze vernietigde bepalingen ten aanzien van de beslissingen die op grond van die bepalingen zijn genomen vóór de datum van publicatie van het arrest in het Belgisch Staatsblad.

Voorts vernietigt het Hof de bepaling van dezelfde wet van 5 februari 2016 waardoor het mogelijk wordt gemaakt om in het kader van een mini-instructie huiszoeking uit te voeren (art. 63, 1°, van dezelfde wet van 5 februari 2016). De gevolgen van deze vernietigde bepaling werden gehandhaafd ten aanzien van de huiszoekingen die zijn uitgevoerd vóór de datum van bekendmaking van dit arrest in het Belgisch Staatsblad.

Ook de bepalingen van dezelfde wet waardoor de mogelijkheid om cassatieberoep in te stellen tegen beslissingen over de voorlopige hechtenis werd beperkt tot de eerste handhavingsbeslissing, worden door het Hof vernietigd (artt. 127 en 137 van dezelfde wet van 5 februari 2016). Ook van deze vernietigde bepalingen handhaafde het Hof de gevolgen tot de datum van bekendmaking van dit arrest in het Belgisch Staatsblad.

Tevens wordt art. 132, 1°, van dezelfde wet van 5 februari 2016 vernietigd, namelijk in zoverre die bepaling de raadkamer, uitspraak doende in het stadium van de regeling van de rechtspleging, niet toelaat om aan de in verdenking gestelde die tijdens de voorlopige hechtenis in een strafinrichting verblijft, het voordeel van de voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht toe te kennen.

Vernietigd worden eveneens de bepalingen van dezelfde wet van 5 februari 2016 waardoor personen zonder verblijfsrecht die tot een gevangenisstraf werden veroordeeld, van bijna alle strafuitvoeringsmodaliteiten worden uitgesloten (artt. 148, 153 en 163 van deze wet).

Ten slotte verklaart het Hof het middel over de onmogelijkheid voor de raadkamer om in het kader van de regeling van de rechtspleging een voorlopige hechtenis in een strafinrichting om te zetten in een hechtenis onder elektronisch toezicht gegrond.

Het Hof verwerpt alle overige middelen die de vernietiging van andere aspecten van de potpourri II-wet beogen. Wel oordeelt het Hof dat sommige bestreden bepalingen, om grondwetconform te zijn, op een welbepaalde wijze moeten worden geïnterpreteerd. Zie ook het persbericht op www.grondwettelijk-hof.be.

p 799 | 148/2017 | | Grondwettelijk Hof