Verzekering – Motorrijtuigen – Secundaire schadelijder – Verkeersongeval met niet-geïdentificeerd voertuig
In het arrest nr. 88/2017 van 6 juli 2017 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 19bis 13, § 3 WAM geen schending inhoudt van de artt. 10 en 11 Gw. Het is redelijk verantwoord de vergoeding van materiële schade, in geval van niet-identificatie van het voertuig dat het ongeval heeft veroorzaakt, uit te sluiten. Dat geval impliceert immers een substantieel risico van frauduleuze verklaringen, met de aanzienlijke geldelijke last die eruit zou voortvloeien voor het Waarborgfonds. Vanwege dat risico van frauduleuze verklaringen is het eveneens niet zonder redelijke verantwoording, om dezelfde redenen, dat secundaire schadelijders geen vergoeding kunnen krijgen voor de materiële schade in geval van niet identificatie van het voertuig dat het ongeval heeft veroorzaakt.