Ontkentenis van proceshandelingen – Niet-toepasselijkheid strafgerechten – Burgerlijke vordering
In het arrest nr. 21/2018 van 22 februari 2018 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat de artt. 848 tot 850 Ger.W. geen schending inhouden van de artt. 10 en 11 Gw. in zoverre zij niet van toepassing zijn voor de strafgerechten, zelfs wanneer zij zich ertoe beperken uitspraak te doen over de burgerlijke vordering, en de beklaagde dus niet de mogelijkheid bieden om voor het strafgerecht waarbij de burgerlijke vordering op regelmatige wijze aanhangig is gemaakt, een procedure tot ontkentenis in te stellen tegen zijn vorige raadsman van wie hij zegt dat hij hem niet ertoe gemachtigd heeft hem te vertegenwoordigen, terwijl indien de burgerlijke vordering voor een burgerlijk rechtscollege was ingesteld, hij een vordering tot ontkentenis had kunnen instellen.