Rechtsmiddelen – Strafzaken – Verzet – Ongedaan verzet – Verstek gerechtvaardigd door overmacht of een wettige reden van verschoning – Wettige reden van verschoning – Begrip – Nalatigheid van verzoekende partij
Bij arrest van 27 februari 2018 (AR nr. P.17.1074.N) oordeelde de Nederlandstalige afdeling van de tweede kamer van het Hof van Cassatie dat uit de wetsgeschiedenis van art. 187, § 6, 1° Sv. en de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens volgt dat het in die bepaling gehanteerde begrip «wettige reden van verschoning» die gevallen omvat die geen overmacht uitmaken en waarin de verzetdoende partij kennis had van de dagvaarding, maar een reden aanvoert waaruit blijkt dat haar afwezigheid niet was ingegeven door de wens om afstand te doen van haar recht om te verschijnen en zich te verdedigen, noch om zich te onttrekken aan het gerecht. Die afstand of die wil zich te onttrekken kan niet alleen worden afgeleid uit een expliciete beslissing van de verzetdoende partij, maar ook uit het feit dat die partij zonder redelijke verantwoording niet is komen opdagen op de terechtzitting waarop zij behoorlijk was opgeroepen en voldoende de gevolgen kan inschatten van de beslissing om afwezig te blijven. De enkele omstandigheid dat de afwezigheid van de verzetdoende partij aan haar eigen nalatigheid is te wijten, sluit het voorhanden zijn van een wettige reden van verschoning in de voormelde zin echter niet uit (zie in dit verband ook: GwH 21 december 2017, arrest nr. 148/2017, overweging B.39.2; M.-A. Beernaert en D. Vandermeersch, «La Cour constitutionnelle recadre le législateur «potpourri II»: l’arrêt 148/2017 du 21 décembre 2017», JT 2018, (81) 86).