Verjaring – Burgerlijke zaken - Schorsing – Onbekwaamverklaring – Internering – Voorlopige bewindvoering
Indien de persoon tegen wie de verjaring loopt onder het statuut van onbekwaamverklaarde is geplaatst, wordt de verjaring geschorst te zijnen aanzien. Indien hij daarentegen wordt geïnterneerd zonder onbekwaam te zijn verklaard, loopt de verjaring te zijnen aanzien, zelfs wanneer een voorlopig bewindvoerder aan hem werd toegevoegd. Dat verschil in behandeling is niet zonder redelijke verantwoording, zo oordeelt het Grondwettelijk Hof in het arrest nr. 50/2018 van 26 april 2018. Art. 2252 BW doet niet op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten van de geïnterneerde, doordat het de schorsing van de verjaring afhankelijk maakt van de onbekwaamverklaring. Dat is evenmin het geval wanneer een voorlopige bewindvoerder aan de geïnterneerde werd toegevoegd.