Gerechtelijk recht – Taalgebruik in gerechtszaken – Politierechtbank en correctionele rechtbank – Verzoek van beklaagde tot taalwijziging

Artikel 23 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken regelt de wijziging van de taal van de rechtspleging bij de politierechtbank en de correctionele rechtbank. Enkel wanneer die taal een officiële landstaal is, kunnen de beklaagden verzoeken om een taalwijziging. In arrest nr. 166/2022 van 15 december 2022 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat die bepaling geen schending inhoudt van de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6, lid 1, van het EVRM en met artikel 14, lid 3, a) en f), van het BUPO-verdrag. Bij de regeling van het taalgebruik in gerechtszaken dient de wetgever de individuele vrijheid van de rechtsonderhorige om zich van de taal van zijn keuze te bedienen, te verzoenen met de goede werking van de rechtsbedeling. Bovendien dient de wetgever rekening te houden met de taalverscheidenheid die verankerd is in artikel 4 van de Grondwet, dat vier taalgebieden vastlegt, waarvan drie eentalige taalgebieden en één tweetalig taalgebied.

p 880 | 166/2022 | | Grondwettelijk Hof