Sociale huur – Voorwaarden – Aard van het vermogen – Geen onroerend bezit

Artikel 6.21 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 bepaalt dat de huurder van een sociale huurwoning, om aanspraak te kunnen blijven maken op een sociale huurwoning, tijdens de hele duur van de huurovereenkomst moet voldoen aan “de voorwaarden inzake onroerend bezit” die de Vlaamse Regering vaststelt. Uit die bepaling vloeit een verschil in behandeling voort op grond van de aard van het vermogen van de sociale huurder. In arrest nr. 8/2024 van 18 januari 2024 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat dit verschil in behandeling geen schending inhoudt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, aangezien het bezit van een onroerend goed in beginsel toelaat het recht op wonen eenvoudiger op eigen kracht te realiseren door dat goed zelf te bewonen of de middelen die het onroerend goed kan genereren, aan te wenden voor een woning op de private markt.

p 1120 | 8/2024 | | Grondwettelijk Hof