Vereffeningsprocedure – Preferentiële toewijzing van de gezinswoning – Echtgenoten – Wettelijk samenwonenden – Partnergeweld
In arrest nr. 62/2024 van 20 juni 2024 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat de ontstentenis van een wetsbepaling die erin voorziet dat wettelijk samenwonenden die een goed dat tot gezinswoning dient in onverdeeldheid hebben verworven, na de beëindiging van de wettelijke samenwoning kunnen verzoeken om de preferentiële toewijzing van dat goed, een schending inhoudt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Dezelfde bepalingen zijn eveneens geschonden doordat de ex-echtgenoot of gewezen wettelijk samenwonende die het slachtoffer is van partnergeweld, de prioritaire toewijzing van de gezinswoning niet kan genieten indien het openbaar ministerie de procedure “bemiddeling en maatregelen” heeft toegepast en indien die procedure met succes is afgerond. In afwachting van het optreden van de wetgever, dient de rechter een einde te maken aan de vastgestelde ongrondwettigheid door de regeling van artikel 2.3.14 van het Burgerlijk Wetboek op niet-discriminerende wijze toe te passen.