Afstamming – Vermoeden van vaderschap – Vordering tot betwisting – Termijn – Belang van het kind
In arrest nr. 138/2024 van 21 november 2024 bevestigt het Grondwettelijk Hof dat artikel 318, ยง 2, eerste lid, van het oud Burgerlijk Wetboek geen schending inhoudt van de artikelen 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het EVRM, in zoverre de echtgenoot of de ex-echtgenoot van de moeder de vordering tot betwisting van het vaderschap dient in te stellen binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij niet de vader van het kind is. Het belang van het kind wordt gevrijwaard, aangezien het de mogelijkheid heeft om de met toepassing van artikel 315 van het oud Burgerlijk Wetboek vastgestelde afstamming van vaderszijde zelf of via zijn wettelijke vertegenwoordiger te betwisten.
p 720
| 138/2024
|
| Grondwettelijk Hof