Afstamming – Erkenning – Vordering tot betwisting door de moeder – Wilsgebrek

In het arrest nr. 109/2025 van 17 juli 2015 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat artikel 330, § 1, tweede lid, van het oud Burgerlijk Wetboek geen schending inhoudt van de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het EVRM, in zoverre het bepaalt dat de vordering tot betwisting van de erkenning van het vaderschap ingesteld door de moeder, slechts ontvankelijk is indien zij aantoont dat aan haar toestemming een gebrek kleefde. Het Hof bevestigt daarmee zijn vroegere rechtspraak (arrest nr. 126/2015) en stelt nu ook vast dat artikel 330, § 1, tweede lid, van het oud Burgerlijk Wetboek eveneens verenigbaar is met artikel 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 3, lid 1, van het Verdrag inzake de rechten van het kind.

p 80 | 109/2025 | | Grondwettelijk Hof