Bevoegdheid van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten - Dopingdecreet - Strafuitsluitende verschoningsgrond - Toepassing ten aanzien van de federale Drugwet

Bij arrest van 26 juni 2007 heeft het Hof van Cassatie het Grondwettelijk Hof de prejudiciële vraag gesteld of art. 44 van het Vlaamse decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, de regels schendt die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheden van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten indien die bepaling zo wordt geïnterpreteerd dat een strafuitsluitende verschoningsgrond wordt gecreëerd die niet enkel geldt met betrekking tot overtredingen van het Dopingdecreet maar tevens ten aanzien van overtredingen van de federale Drugwet.

Het Grondwettelijk Hof heeft de vraag bevestigend beantwoord. Volgens het Hof moet de Vlaamse decreetgever, die bevoegd is voor de gezondheidsopvoeding en de preventieve gezondheidszorg, eveneens bevoegd worden geacht om de niet-naleving van de door hem op dat vlak uitgevaardigde regels strafbaar te stellen en ter zake te voorzien in strafuitsluitende verschoningsgronden. Daarentegen komt het enkel de federale wetgever toe om te voorzien in strafuitsluitende verschoningsgronden in de federale Drugwet. Teneinde in overeenstemming te zijn met de bevoegdheidsverdelende regels moet art. 44 van het Dopingdecreet volgens het Hof zo worden geïnterpreteerd dat de erin bedoelde strafuitsluitende verschoningsgrond enkel geldt voor de in art. 43 omschreven misdrijven en niet voor misdrijven die in andere wettelijke normen zijn omschreven.

p 1607 | | | Grondwettelijk Hof