Rechten van de mens - Kiesrecht van veroordeelden - Schorsing van rechtswege - Ambtenarenrecht - Ontslag
Bij het arrest nr. 187/2005 van 14 december 2005 heeft het Arbitragehof, in antwoord op prejudiciële vragen, voor recht gezegd dat artikel 7, eerste lid, 2°, van het Kieswetboek het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie schendt. Volgens die bepaling worden zij die tot een gevangenisstraf van meer dan vier maanden zijn veroordeeld - met uitsluiting van degenen die veroordeeld zijn op grond van de artikelen 419 en 420 Sw. - van rechtswege in de uitoefening van hun kiesrecht geschorst voor de duur van zes jaar (en van twaalf jaar wanneer de gevangenisstraf ten minste drie jaar bedraagt). Ofschoon die bepaling beantwoordt aan een wettige doelstelling, heeft zij volgens het Hof onevenredige gevolgen, in zoverre zij veroordeelde personen hun kiesrecht van rechtswege ontzegt gedurende een termijn die veel langer kan duren dan die van de uitvoering van de straf. Dat automatische karakter is des te meer onevenredig daar de gevolgen van een schorsing van de burgerlijke en politieke rechten aanzienlijk verzwaard door bepalingen i.v.m. het statuut van ambtenaren, die hierdoor, zij het tijdelijk, ambtshalve en zonder opzegging de hoedanigheid van ambtenaar verliezen.