Douane en accijnzen - Misdrijven - Geldboete - Beoordelingsvrijheid van de rechter - Minimum- en maximumboete
Bij arrest nr. 140/2008 van 30 oktober 2008 vernietigde het Grondwettelijk Hof art. 39, eerste lid, van de wet van 10 juni 1997 «betreffende de algemene regeling van accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer ervan en de controles daarop», in zoverre het de strafrechter niet toestaat om, wanneer er verzachtende omstandigheden bestaan, de in die bepaling voorgeschreven geldboete te matigen en in zoverre het niet voorziet in een maximum- en minimumgeldboete. Het beroep was ingesteld nadat het Hof in het arrest nr. 165/2006 van 8 november 2006, in antwoord op een prejudiciële vraag, de bestreden bepaling strijdig had verklaard met art. 10 en 11 van het Grondwet, gelezen in samenhang met art. 6.1 van het E.V.R.M. Teneinde rekening te houden met de budgettaire en administratieve moeilijkheden en met het gerechtelijke betwistingen die uit het vernietigingsarrest zouden kunnen voortvloeien, werden, behalve ten aanzien van de verzoeker, de gevolgen van de vernietigde bepaling gehandhaafd die definitief zijn op de datum van de bekendmaking van het arrest in het Belgisch Staatsblad, zodanig dat de vernietiging alle hangende zaken ten goede komt.