Sociale huisvesting - Vlaamse Wooncode - Huurovereenkomst - 1. Bereidheid om Nederlands te leren - 2. Uitdrukkelijk ontbindend beding

In het arrest nr. 101/2008 van 10 juli 2008 heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over beroepen tot vernietiging die door de Franse Gemeenschapsregering en door de VZW «Liga voor Mensenrechten» en de VZW «Vlaams Overleg bewonersbelangen» waren ingesteld tegen het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals gewijzigd bij decreet van 15 december 2006. De Franse Gemeenschapsregering had verscheidene bezwaren aangevoerd tegen het feit dat het decreet de huurders of kandidaat-huurders ertoe verplicht de bereidheid te tonen Nederlands te leren om in aanmerking te komen voor een sociale woning. Volgens het Hof kan aan de burgers, die op basis van art. 23 G.W. zich kunnen beroepen op het recht op een behoorlijke huisvesting, verplichtingen worden opgelegd om toegang te kijgen tot dat recht. De decreetgever kon oordelen dat de voorwaarde met betrekking tot de bereidheid om Nederlands te Ieren teneinde een elementair niveau van taalbeheersing te bereiken, kan worden beschouwd als een dergelijke verplichting, zodat het decreet op dat punt niet ongrondwettig is. Het Hof preciseert wel dat het decreet zo moet worden geïnterpreteerd dat de taalvereisten niet van toepassing zijn op de kandidaat-huurders of huurders van een sociale woning die gelegen is in een rand- of taalgrensgemeente en die zich wensen te beroepen op de taalfaciliteiten. De bezwaren van de VZW «Liga voor de Mensenrechten» en van de VZW «Vlaams Overleg bewonersbelangen» waren hoofdzakelijk gericht tegen het feit dat het decreet de mogelijkheid inhoudt om een uitdrukkelijk ontbindend beding op te nemen in de huurovereenkomst, waardoor bij tekortkomingen van de huurder de huurovereenkomst kan worden beëindigd zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst. Het Hof heeft de bestreden bepalingen op dit punt vernietigd. Volgens het Hof kan in bepaalde gevallen het gedrag van de huurders verantwoorden dat een einde wordt gemaakt aan de huurovereenkomst. Maar, gelet op de verplichting die art. 23 G.W. aan de bevoegde wetgevers oplegt om het recht op een behoorlijke huisvesting voor iedereen te bevorderen, op het belang, voor de effectieve verwezenlijking van dat recht voor de meest achtergestelde personen, van de sector van de sociale huisvesting, en op de daarmee verbonden onzekerheid met betrekking tot dat recht, is de mogelijkheid, voor de verhuurder, om de huurovereenkomst te beëindigen zonder voorafgaande rechterlijke controle, met toepassing van een uitdrukkelijk ontbindend beding, niet evenredig met het doel de leefbaarheid in de sociale woonwijken te waarborgen.

p 43 | 101/2008 | | Grondwettelijk Hof