Vreemdelingen - Verblijfsreglementering - Gezinshereniging - Kinderen uit een polygaam huweiijk - Gezinshereniging met een als vluchteling erkende minderjarige

In het arrest nr. 95/2008 van 26 juni 2008 heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over beroepen tot vernietiging gericht tegen de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, zoals gewijzigd door de wet van 15 september 2006. Het Hof vernietigde art. 10, § 1, tweede lid, van deze wet, omdat deze bepaling het recht op gezinshereniging weigerde aan kinderen geboren uit een polygaam huwelijk die afstammen van een gevestigde vreemdeling of een vreemdeling die toegelaten of gemachtigd is tot een onbeperkt verblijf en van een andere echtgenote dan diegene die al in het Rijk verblijft, en aldus strijdig is met art. 10 en 11 G.W., al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 2, 3, 9 en 10 van het verdrag inzake de rechten van het kind. Voorts besliste het Hof tot een gedeeltelijke vernietiging van art. 10, § 2, vierde lid, van dezelfde wet, dat betrekking heeft op gezinshereniging met een als vluchteling erkende minderjarige en dat daarbij als voorwaarde stelt dat het bewijs moet worden geleverd dat de minderjarige vreemdeling beschikt over voldoende huisvesting en over een ziektenkostenverzekering, behalve wanneer de aanvraag tot verblijf werd ingediend in de loop van het jaar na de beslissing tot erkenning van de hoedanigheid van vluchteling van de vreemdeling die wordt vervoegd. Volgens het Hof tast deze bepaling het recht op gezinshereniging aan van de als vluchteling erkende minderjarige.

p 44 | 95/2008 | | Grondwettelijk Hof