Faillissement - Kosteloze borg - Economisch belang - Bestuurder van vennootschap

De voorwaarde van de kosteloosheid van de persoonlijke zekerheidstelling bij de toepassing van art. 80 FaiIl.W. zorgde voor een fel verdeelde rechtspraak. In een arrest van 8 januari 2007 oordeelde het Hof van Beroep te Gent dat de borgstelling door een bestuurder als kosteloos kan worden beschouwd wanneer geen tegenprestatie of vergoeding aanwezig is (R.W. 2007-08, 1631, met noot B. Van Baeveghem). Dit arrest wordt door het Hof van Cassatie vernietigd in een arrest van 26 juni 2008 (C.07.0596.N). Volgens het Hof betekent de kosteloze aard: «het ontbreken van enig economisch voordeel, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks, dat de persoonlijke zekerheidsteller kan genieten dankzij de zekerheidstelling». Of de zekerheidsteller al dan niet een concrete tegenprestatie heeft bedongen voor het aangaan van de zekerheidsstelling, is niet determinerend. Een tweede arrest van dezelfde datum oordeelt in gelijke zin (C.07.0546.N).

p 45 | C.07.0596.N | | Hof van Cassatie