Arbeidsinspectie - Onschendbaarheid van de woning - Toestemming van de poIitierechter - Betwisting omtrent de wettigheid - Recht op tegenspraak
Bij arrest nr. 171/2008 van 3 december 2008 heeft het Grondwettelijk Hof geantwoord op een prejudiciële vraag betreffende art 4, § 1, 1°, van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie. Volgens deze bepaling hebben de sociale inspecteurs enkel toegang tot de bewoonde lokalen wanneer de politierechter daartoe vooraf toestemming heeft verleend.
Volgens het Hof schendt de in het geding zijnde bepaling art. 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met art. 6.1 van het E.V.R.M., indien ze zo wordt geïnterpreteerd dat elk rechterlijk toezicht op de wettigheid van de door de politierechter gegeven toestemming is uitgesloten. In de interpretatie dat die rechterlijke controle niet is uitgesloten, is de bepaling wel grondwettig. Nog volgens het Hof schendt de bedoelde bepaling art. 15 van de Grondwet, gelezen in samenhang met art. 8 van het E.V.R.M., in de interpretatie dat zij de bescheiden en toelichtingen waarop de toestemming van de politierechter is gebaseerd, aan het beginsel van de tegenspraak onttrekt. In de interpretatie dat zij niet de klacht of aangifte zelf, maar enkel de gegevens waaruit de identiteit van de indiener van die klacht of aangifte aan het beginsel van de tegenspraak onttrekt, is de in het geding zijnde bepaling wel grondwetconform.