Vreemdelingen - Werkloosheidsuitkeringen - Wachttijdvoorwaarden - Koppelingsbeginsel - Arbeidsdagen verricht als kandidaat-vluchteling
In het arrest nr. 59/2009 van 25 maart 2009 besliste het Grondwettelijk Hof dat art. 7, ยง 14, van de Besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders art. 10, 11, 23 en 191 van de Grondwet schendt, in zoverre het tot gevolg heeft gehad dat werkloosheidsuitkeringen werden geweigerd aan vreemdelingen die wegens humanitaire redenen gemachtigd zijn tot verblijf op grond van art. 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, omdat de arbeid die zij hadden verricht tussen 1 juli 1999 en 1 april 2003, terwijl ze het statuut hadden van ontvankeIijk verklaarde kandidaat-vluchteling, niet in overeenstemming was met de wetgeving inzake de tewerkstelIing van vreemde werknemers en dus niet in aanmerking kwam als wachttijd, hoewel ze voor het overige voldeden aan de wettelijke vereisten om recht te hebben op een dergelijke uitkering.