Belastingen - Inkomstenbelastingen - Belastingontduiking - Hoofdelijke gehoudenheid

In het arrest nr. 99/2009 van 18 juni 2009 heeft het Grondwettelijk Hof geantwoord op een prejudiciƫle vraag betreffende art. 458 W.I.B. 1992 volgens welk personen die als daders of als medeplichtigen van fiscale misdrijven bedoeld in art. 449 tot 452 W.I.B. 1992 werden veroordeeld, hoofdelijk gehouden zijn tot betaling van de ontdoken belasting. Het Hof heeft geoordeeld dat de hoofdelijke gehoudenheid een burgerrechtelijke maatregel is en geen straf in de zin van art. 6 E.V.R.M. Het Hof besloot dat de in het geding zijnde bepaling niet ongrondwettig is, rekening houdend met het feit dat de mededader of medeplichtige slechts kan worden aangesproken wanneer de invorderingsmogelijkheden jegens andere belastingplichtigen zijn uitgeput, dat betwistingen het voorwerp kunnen uitmaken van een rechterlijke controle met volle rechtsmacht en dat de mededader of medeplichtige die de schuld heeft voldaan, zich kan verhalen op andere mededaders of medeplichtigen.

p 45 | 99/2009 | | Grondwettelijk Hof