BTW - Fiscaal misdrijf - Hoofdelijke aansprakelijkheid van derden en medeplichtigen

Volgens art. 73sexies van het BTW-Wetboek zijn personen die als dader of als medeplichtigen van misdrijven bedoeld in art. 73 en 73bis werden veroordeeld, hoofdelijk gehouden tot betaling van de ontdoken belasting. De natuurlijke personen of de rechtspersonen zijn burgerlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de geldboeten en kosten die het gevolg zijn van de veroordelingen die krachtens art. 73 tot 73quater tegen hun aangestelden of beheerders, zaakvoerders of vereffenaars zijn uitgesproken. In het arrest nr. 105/2009 van 9 juli 2009 diende het Grondwettelijk Hof die bepaling te onderzoeken in de interpretatie dat de strafrechter niet de bevoegdheid zou hebben om zich met volle rechtsmacht uit te spreken over de daarin vervatte sanctie van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de daders en de medepIichtigen, of om die sanctie te individualiseren overeenkomstig de gemeenrechtelijke strafbepalingen betreffende de verzachtende omstandigheden, de opschorting, het uitstel en de probatie en betreffende de overschrijding van de redelijke termijn, of ze te matigen naar gelang van de veroordeelde in de bewezen verklaarde fiscale misdrijven of naar gelang van de genoten voordelen. Het Hof besliste dat de hoofdelijke gehoudenheid waarin de in het geding zijnde bepaling voorziet geen straf is in de zin van art. 6 E.V.R.M. en dat een rechter alle betwistingen die zouden voortvloeien uit de hoofdelijke gehoudenheid met volle rechtsmacht kan beoordelen. Daarmee rekening houdend schendt art. 73sexies, eerste lid, van het BTW-Wetboek volgens het Hof niet art. 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met art. 6 van het E.V.R.M. Het Hof heeft in dezelfde zin geoordeeld in het arrest nr. 117/2009 van 16 juli 2009.

p 86 | 105/2009 |