Grondwet - Gelijkheid en niet-discriminatie - Discriminatiegronden - Syndicale overtuiging
Bij arrest nr. 122/2009 van 16 juli 2009 vernietigde het Grondwettelijk Hof art. 4, 2° en 3°, van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling, in zoverre het onder de daarin opgesomde discriminatiegronden niet de syndicale overtuiging beoogt. Bij arrest nr. 123/2009 van 16 juli 2009 vernietigde het Hof eveneens art. 16, § 3, van het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid, in zoverre het onder de daarin opgesomde discriminatiegronden niet de syndicale overtuiging beoogt. Deze arresten liggen in de lijn van het arrest nr. 64/2009, waarin het Hof, uitspraak doende over over een soortgelijke grief met betrekking tot de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding avn bepaalde vormen van discriminatie, oordeelde dat de wetgever, door onder de opgesomde discriminatiegronden niet de grond van de syndicale overtuiging op te nemen, de slachtoffers van discriminatie op basis van die grond en de slachtoffers van discriminatie op basis van een van de gronden opgesomd in art. 4, 4°, van de voormelde wet zonder redelijke verantwoording verschillend heeft behandeld.