Faillissement - Verschoonbaarheid - Kosteloze borg - Echtgenoot van de gefailleerde
Volgens art. 24bis van de Faillissementswet van 8 augustus 1997 worden de middelen van tenuitvoerlegging ten laste van de natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker stelde voor de gefailleerde, opgeschort vanaf het vonnis van faillietverklaring. Wanneer de persoonlijke borg door de rechtbank niet volledig van zijn verplichting is ontslagen, verkrijgen de schuldeisers opnieuw het recht om individueel een vordering op zijn goederen in te stellen. Bij arrest nr. 5/2010 van 4 februari 2010 heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat die bepaling art. 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre ze niet voorziet in de opschorting van de middelen van tenuitvoerlegging ten laste van de echtgenoot van de gefailleerde en in zoverre ze niet van toepassing is op de uitvoering van een overeenkomst van loonoverdracht toegestaan door de echtgenoot van de gefailleerde.