Volksgezondheid - Rookverbod - Publieke plaatsen - Drankgelegenheden en eetcafés - Vordering tot schorsing
Bij arrest nr. 40/2010 van 22 april 2010 heeft het Grondwettelijk Hof de vordering tot schorsing verworpen ingesteld tegen de wet van 22 december 2009 «betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook». De verzoekers bestreden niet het rookverbod als zodanig, ingevoerd door de vermelde wet, maar slechts de uitzondering die bestaat voor drankgelegenheden waarvoor het rookverbod pas van toepassing wordt op een door de Koning te bepalen datum tussen 1 januari 2012 en 1 juli 2014, terwijl de andere horecazaken worden geconfronteerd met de onmiddellijke inwerkingtreding van het rookverbod. Het Hof erkent wel dat het aangevoerde middel afgeleid uit de schending van het gelijkheidsbeginsel ernstig is. Het onderscheid is met name gebaseerd op het soort etenswaren dat in een horecazaak wordt aangeboden. Roken is, tot op de door de Koning bepaalde datum tussen 1 januari 2012 en 1 juli 2014, enkel toegestaan in horecazaken waar geen andere etenswaren worden aangeboden dan «voorverpakte levensmiddelen die zonder enige bijkomende maatregel gedurende minstens drie maanden houdbaar blijven». In het licht van de hoofddoelstelling van de bestreden wet, namelijk de bescherming van de niet-rokers en van de werknemers van de betrokken sector, lijkt het verschil in behandeling op grond van de aard van de etenswaren die in een horecazaak kunnen worden geconsumeerd, volgens het Hof geen verband te houden met de verwezenlijking van die hoofddoelstelling. Het Hof is evenwel van oordeel dat niet geschorst kan worden omdat niet voldaan is aan het vereiste dat de bestreden maatregel het risico inhoudt van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel.