Arbeidsovereenkomst - Opzeggingstermijn - Anciënniteit - Werknemer die achtereenvolgens in statutair verband en onder arbeidsovereenkomst wordt tewerkgesteld

In antwoord op een prejudiciële vraag van het Arbeidshof te Brussel heeft het Grondwettelijk Hof bij arrest nr. 54/2010 van 12 mei 2010 beslist dat art. 82, §§ 2 tot 4, van de Arbeidsovereenkomstenwet niet verenigbaar is met art. 10 en 11 van de Grondwet, indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat het voor de vaststelling van de anciënniteit met het oog op de berekening van de opzeggingstermijn van de werknemer enkel toestaat periodes in aanmerking te nemen die zijn gepresteerd in het raam van een arbeidsovereenkomst, met uitsluiting van de periodes die daarvóór onder statuut zijn gepresteerd bij dezelfde werkgever. Die bepaling kan evenwel ook in die zin worden geïnterpreteerd dat ze, voor de vaststelling van de anciënniteit met het oog op de berekening van de opzeggingstermijn van de werknemer, de daarvóór onder statuut bij dezelfde werkgever gepresteerde periodes omvat. In die interpretatie schendt ze art. 10 en 11 van de Grondwet niet.

p 1661 | 54/2010 | | Grondwettelijk Hof