Grondwet - Gelijkheid en niet-discriminatie - Huwelijkvermogensrecht - Scheiding van goederen - Onverdeeld onroerend goed - Inkoop van het aandeel van de partner - Machtiging van de rechter - Verschil met wettelijk samenwonenden

Bij arrest nr. 72/2010 van 23 juni 2010 heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat art. 10 en 11 van de Grondwet zijn geschonden in zoverre een echtgenoot, gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen, die onderhands het aandeel wil inkopen van de andere echtgenote in een onroerend goed dat hun in onverdeeldheid toebehoort, de machtiging van de rechter nodig heeft, terwijl dit vereiste niet geldt ten aanzien van wettelijk samenwonenden. Die discriminatie is volgens het Hof echter niet te wijten aan art. 1469, tweede lid, en art. 1595, eerste lid, 4°, B.W., die de situatie van de gehuwden regelen. Zij vloeit voort uit het feit dat de wetgever in art. 1475 tot 1479 B.W. ten aanzien van wettelijk samenwonenden niet in een soortgelijke beperking heeft voorzien.

p 85 | 72/2010 | | Grondwettelijk Hof