Taalgebruik - Gerechtszaken - Sociale geschillenregeling - Exploitatiezetel in Brussel-Hoofdstad
Bij arrest nr. 98/2010 van 16 september 2010 heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat art. 4, § 1, tweede lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken art. 10 en 11 van de Grondwet schendt indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat het het een werknemer wiens prestaties zijn verbonden aan een exploitatiezetel gelegen op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, niet mogelijk maakt om zijn vordering tegen zijn werkgever in te stellen en voort te zetten in de taal waarin deze laatste zich krachtens art. 52, § 1, van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebied van de talen in bestuurszaken tot hem dient te richten. Dezelfde bepaling schendt art. 10 en 11 van de Grondwet evenwel niet indien zij in die zin wordt geïnterpreteerd dat zij het een werknemer wiens prestaties zijn verbonden aan een exploitatiezetel gelegen op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, mogelijk maakt om zijn vordering tegen zijn werkgever in te stellen en voort te zetten in de taal waarin deze laatste zich krachtens art. 52, § 1, van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken tot hem dient te richten.