Echtscheiding - Wet van 27 april 2007 - Overgangsrecht

Volgens art. 42, § 2, eerste lid, van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, blijven de vroegere artikelen 229, 231 en 232 BW van toepassing op de procedures van echtscheiding of scheiding van tafel en bed die zijn ingeleid voor de inwerkingtreding van deze wet en waarvoor geen eindvonnis is uitgesproken. Bij arrest nr. 119/2010 van 28 oktober 2010 heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat die bepaling de art. 10 en 11 van de Grondwet schendt in de interpretatie dat de vroegere artikelen 229, 231 en 232 WB enkel van toepassing blijven op de hoofdvorderingen tot echtscheiding op grond van bepaalde feiten die zijn ingeleid vóór de inwerkingtreding van die wet zolang geen eindvonnis is uitgesproken, en niet op de tegenvorderingen die op die gronden worden ingeleid na die inwerkingtreding. Maar, in de interpretatie dat de vroegere artikelen 229, 231 en 232 BW van toepassing blijven zowel op de vorderingen tot echtscheiding, zowel hoofdvorderingen als tegenvorderingen, die zijn ingeleid vóór de inwerkingtreding van die wet, zolang geen eindvonnis is uitgesproken als op de tegenvorderingen die zijn ingediend na die inwerkingtreding, schendt de vermelde bepaling art. 10 en 11 van de Grondwet niet.

p 686 | 119/2010 | | Grondwettelijk Hof