Centraal strafregister - Uittrekstel uit strafregister - Vermeldingen - Feiten gepleegd jegens minderjarigen
Bij arrest nr. 1/2011 van 13 januari 2011 heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over een beroep tot vernietiging dat door de vzw «Ligue des droits de l ’Homme» was ingesteld tegen verschillende bepalingen van de wet van 31 juli 2009 betreffende diverse bepalingen met betrekking tot het Centraal Strafregister. Art. 596, tweede lid, Sv., zoals vervangen bij art. 6, 1°, van de bestreden wet, bepaalt dat het feit dat een persoon het voorwerp uitmaakt van een verbod om een activiteit uit te oefenen waarbij hij in contact zou komen met minderjarigen, waartoe is besloten door een rechter of een onderzoeksgerecht als alternatief voor een maatregel inzake voorlopige hechtenis, op de uittreksels uit het strafregister «model 2» wordt vermeld tot op het ogenblik dat het daaropvolgende vonnis kracht van gewijsde heeft verkregen. Het Hof vernietigde de woorden «tot op het ogenblik dat het daaropvolgende vonnis kracht van gewijsde heeft verkregen» omdat geen rekening werd gehouden met het geval waarin dat verbod werd opgeheven of niet wordt verlengd tijdens de onderzoeks- of de berechtingsfase. In dat geval is het niet verantwoord dat het op de uittreksels uit het strafregister «model 2» blijft voorkomen tot op het ogenblik dat het daaropvolgende vonnis kracht van gewijsde heeft verkregen, aangezien dat ogenblik erg veraf kan zijn. Wanneer dat verbod wordt opgeheven of niet wordt verlengd, dient het te worden geschrapt uit het uittreksel uit het strafregister «model 2». In hetzelfde arrest heeft het Hof een ongrondwettigheid vastgesteld wegens een lacune in de wetgeving omdat op de uittreksels uit het strafregister «model 2» de eenvoudige schuldigverklaringen, wanneer zij betrekking hebben op feiten gepleegd jegens minderjarigen, worden weergegeven zonder enige beperking in de tijd, zonder dat de betrokkene enige mogelijkheid heeft om de uitwissing ervan of zijn herstel in eer en rechten aan te vragen, zelfs na het verstrijken van een vrij lange termijn. Het staat aan de wetgever een einde te maken aan de vastgestelde discriminatie.