Europees aanhoudingsbevel - Straf uitgesproken bij verstek - Rechtsmiddelen - Appreciatievrijheid van de rechter
Bij arrest nr. 28/2011 van 24 februari 2011 heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat art. 8 van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel art. 10 en 11 van de Grondwet schendt indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat het de rechter niet mogelijk maakt de overlevering van een persoon, van Belgische nationaliteit of die in België verblijft, ten aanzien van wie een Europees aanhoudingsbevel met het oog op de tenuitvoerlegging van een straf die bij verstek is uitgesproken, afhankelijk te stellen van de voorwaarde dat die persoon naar België wordt teruggezonden teneinde aldaar de straf te ondergaan die definitief tegen hem zou zijn uitgesproken in de uitvaardigende Staat als die persoon in kennis is gesteld van de datum en de plaats van de terechtzitting die aan de veroordeling is voorafgegaan, waartegen die persoon nog over een mogelijkheid van rechtsmiddel beschikt, betrekking heeft. Dezelfde bepaling schendt art. 10 en 11 van de Grondwet niet indien zij in die zin wordt geïnterpreteerd dat zij de rechter wel de mogelijkheid verleent de overlevering afhankelijk te stellen van de voorwaarde dat die persoon naar België wordt teruggezonden teneinde aldaar de straf te ondergaan die definitief tegen hem zou zijn uitgesproken in de uitvaardigende Staat.