Faillissement - Verschoonbaarheid borg - Zakelijke borg
Op de vraag of art. 82 Faill.W. een ongeoorloofde schending uitmaakt van het gelijkheidsbeginsel doordat het de mogelijkheid openlaat voor de borg om verschoonbaar te worden verklaard na het faillissement van de schuldenaar voor wie hij borg staat, terwijl deze mogelijkheid niet bestaat voor de borg die gehouden is propter rem, antwoordt het Arbitragehof ontkennend (arrest nr. 50/2006 van 29 maart 2006). Ook het beroep tot vernietiging op basis van hetzelfde argument wordt afgewezen (arrest nr. 49/2006 van 29 maart 2006). Het onderscheid is volgens het Hof immers gbaseerd op een objectief criterium: de zakelijke borg die alleen een onroerend goed tot waarborg stelt, loopt enkel het risico dat goed te verliezen, terwijl de borg met zijn hele vermogen instaat voor de schulden van de schuldenaar. Deze laatste wordt dan ook prima facie kwetsbaarder geacht dan de zakelijke borg, wat een gedifferentieerde behandeling verantwoord. (zie hierover ook Arbitragehof, arrest nr. 42/2006 van 25 maart 2006 en arrest nr. 12/2006 van 25 januari 2006).