Advocaat - Ereloon - Verhaalbaarheid
In het arrest nr. 57/2006 van 19 april 2006 heeft het Arbitragehof, in antwoord op prejudiciƫle vragen, een belangrijke uitspraak gedaan m.b.t. het honorarium en de kosten van een advocaat, die, volgens rechtspraak van het Hof van Cassatie, een element kunnen zijn van de vergoedbare schade die door het slachtoffer van een contractuele of buitencontractuele fout wordt geleden. Het Arbitragehof werd ondervraagd over het verschil in behandeling tussen enerzijds de eisende partij of de burgelijke partij, die, wanneer zij bij een burgerlijke aansprakelijkheidsvordering in het gelijk worden gesteld, volgens voornoemde interpretatie dat honorarium en die kosten in hun schade kunnnen opnemen, en anderzijds de verwerende partij of de beklaagde, die, wanneer zij in een tegen hen gerichte aansprakelijkheidsvordering in het gelijk worden gesteld, die mogelijkheid niet hebben.
Het Hof acht dat verschil in behandeling weliswaar verantwoord t.a.v. de regelen inzake burgerlijke aansprakelijkheid, maar niet t.a.v. de vereisten van een eerlijk proces, in het bijzonder het recht om zich tot een rechter te wenden en het beginsel van de wapengelijkheid. Omdat de partijen zonder verantwoording op ongelijke wijze het risico van een proces dragen, is er een schending van het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, gelezen in samenhang met art. 6 E.V.R.M. Deze schending vloeit evenwel niet voort uit de artikelen 1149, 1382 en 1383 B.W., maar wel uit het feit dat er geen wettelijke bepalingen bestaan die de rechter in staat stellen het honorarium en de kosten van een advocaat ten laste te leggen van de eisende partij of van de burgerlijke partij, die in het ongelijk worden gesteld bij een burgerlijke aansprakelijkheidsvordering. Om een einde te maken aan die discriminatie, staat het aan de wetgever te oordelen op welke wijze en in welke mate de verhaalbaarheid van het honorarium en de kosten van een advocaat dient worden georganiseerd.