Buitencontractuele aansprakelijkheid – Privaatrechtelijke persoon – Publiekrechtelijke persoon – Foutbegrip

Volgens de zogenoemde theorie van de «relatieve» eenheid van onwettigheid en fout volstaat een door de Raad van State vernietigde of vernietigbare bestuurshandeling niet om t.a.v. de betrokken publiekrechtelijke rechtspersoon een fout aan te tonen. In het arrest nr. 106/2018 van 19 juli 2018 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat de artt. 1382 en 1383 BW in die interpretatie geen verschil in behandeling doen ontstaan tussen privaatrechtelijke personen en publiekrechtelijke personen. In beide gevallen bestaat de fout die moet worden aangetoond hetzij in de schending van een wettelijke of reglementaire norm die verplicht tot een voldoende bepaald gedrag of tot een voldoende bepaalde ontstentenis van gedrag, hetzij, bij ontstentenis van zo’n norm, in de schending van een algemene gedragsnorm.

p 520 | 106/2018 | | Grondwettelijk Hof