Taalgebruik – Gerechtszaken – Arbeidsrechtelijke geschillen – Vordering tegen de werknemer

In het arrest nr. 116/2018 van 4 oktober 2018 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 4, ยง 1, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken geen schending inhoudt van de artt. 10, 11 en 30 Gw., gelezen in samenhang met art. 6 EVRM, in zoverre het een werkgever, die geen privaat nijverheids , handels of financieel bedrijf is, waarvan exploitatiezetel in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad is gelegen, ertoe verplicht de akte tot inleiding van het geding tegen een werknemer die in het Nederlandse taalgebied woonachtig is in het Nederlands te stellen en, in zoverre, behalve in geval van een verzoek tot taalwijziging uitgaande van de werknemer, het geding in het Nederlands wordt voortgezet, terwijl de partijen in hun sociale betrekkingen het Frans hebben gebruikt.

p 560 | 116/2018 | | Grondwettelijk Hof