Strafvordering – Bijzondere opsporingsmethoden – Informaticasystemen – Zoeking – Infiltratie – Privéleven – Rechterlijke controle – Beroepsgeheim artsen en advocaten

In het arrest nr. 174/2018 van 6 december 2018 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat, gelet op de omvang van de inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven die de zoeking in een informaticasysteem kan veroorzaken, de toepassing ervan het voorwerp moet uitmaken van een controle door een onafhankelijke en onpartijdige rechter. Het Hof vernietigt, wegens het ontbreken van die controle, art. 39bis, § 3 Sv., ingevoegd bij art. 2 van de wet van 25 december 2016 «houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering en het Strafwetboek, met het oog op de verbetering van de bijzondere opsporingsmethoden en bepaalde onderzoeksmethoden met betrekking tot internet en elektronische en telecommunicaties en tot oprichting van een gegevensbank stemafdrukken». Het vernietigt ook het daarmee samenhangende art. 13 van de laatstgenoemde wet, in zoverre daarbij art. 88ter Sv. wordt opgeheven. Het vernietigt daarnaast art. 39bis Sv., ingevoegd bij art. 2 van de voormelde wet van 25 december 2016, in zoverre daarbij niet wordt voorzien in een specifieke bepaling teneinde het beroepsgeheim van de artsen en de advocaten te beschermen. Het Hof verwerpt voorts de grieven gericht tegen de bepalingen inzake infiltratie op het internet (art. 46sexies Sv., ingevoegd bij art. 7 van de voormelde wet van 25 december 2016) en handhaaft ten slotte de door de vernietigde bepalingen teweeggebrachte gevolgen tot de datum van bekendmaking van het arrest in het Belgisch Staatsblad.

p 1159 | 174/2018 | | Grondwettelijk Hof