Faillissement – Vonnis waarbij het tijdstip van staking van betaling wordt vastgesteld – Derdenverzet

In het arrest nr. 22/2019 van 14 februari 2019 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 14, derde lid, tweede zin, Faillissementswet geen schending inhoudt van de artt. 10 en 11 Gw., gelezen in samenhang met art. 6 EVRM, in zoverre de termijn om derdenverzet in te dienen tegen een vonnis waarbij het tijdstip van staking van betaling wordt vastgesteld vijftien bedraagt dagen na de opneming van het uittreksel van het vonnis in het Belgisch Staatsblad. Art. 14 Faillissementswet is met ingang van 1 mei 2018 opgeheven. Een soortgelijke bepaling is thans opgenomen in art. XX.108 WER.

p 1160 | 22/2019 | | Grondwettelijk Hof