Hoven en rechtbanken – Correctionele kamer – Samenstelling – Specialisatie arbeidsgeschillen

In arrest nr. 162/2018 van 22 november 2018 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 78 Ger. W. de artt. 10 en 11 Gw. schendt in zoverre het geen regeling bevat dat, wanneer de in art. 76, § 2, tweede lid Ger.W. bedoelde correctionele kamer uit drie rechters bestaat, één van de rechters een bijzondere opleiding heeft gevolgd of dat één van hen rechter is in de arbeidsrechtbank. De Ministerraad gaf toe dat de opheffing van het vroegere vijfde lid van art. 78, § 2 Ger.W. bij de wet van 19 oktober 2015, dat de aanwezigheid van een gespecialiseerde rechter waarborgde, op een vergissing berust. De wetgever ging ervan uit dat de gespecialiseerde correctionele kamer van drie rechters geen bestaansreden meer had door de invoering van het principe van de alleenrechtsprekende rechter. Hij verloor daarbij uit het oog dat die kamer nog steeds moet oordelen over de beroepen ingesteld tegen vonnissen van de politierechtbank in aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank behoren.

p 880 | 162/2018 | | Grondwettelijk Hof