Vordering tot schadevergoeding – Slachtoffer discriminatie – Forfaitaire vergoeding – Directe en indirecte discriminatie

In het arrest nr. 110/2019 van 10 juli 2019 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 28, § 2, 2°, van het Vlaamse decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen en gelijkebehandelingsbeleid geen schending inhoudt van de artt. 10 en 11 Gw. De decreetgever vermag redelijkerwijs aan te nemen dat het gemene recht van de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid slachtoffers van discriminatie niet steeds voldoende waarborgen biedt dat de door hen geleden schade effectief zal worden vergoed. Door het slachtoffer de mogelijkheid te bieden te kiezen voor een forfaitaire vergoeding wordt aan dat probleem tegemoetgekomen. De decreetgever vermag daarbij ook aan te nemen dat de impact van het miskennen van een discriminatieverbod op het slachtoffer, met name wat de geleden morele schade betreft, niet noodzakelijk verschilt naargelang het gaat om een directe dan wel een indirecte discriminatie en dat die schade derhalve niet op een verschillende wijze dient te worden vergoed.

p 160 | 110/2019 | | Grondwettelijk Hof