Taalgebruik in gerechtszaken – Absolute nietigheid – Relatieve nietigheid – Recht op een eerlijk proces

Met het arrest nr. 120/2019 van 19 september 2019 vernietigt het Grondwettelijk Hof art. 40, eerste lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, zoals vervangen bij art. 5 van de wet van 25 mei 2018. Ingevolge die wetswijziging kon de rechter een proceshandeling niet langer ambtshalve nietig verklaren wegens schending van de taalwetgeving, maar moest een procespartij de nietigheid in limine litis opwerpen en aantonen dat haar belangen door die schending werden geschaad. Deze bepaling is in strijd met het recht op een eerlijk proces, aangezien niet is gewaarborgd dat de rechter voorafgaandelijk aan zijn beslissing op gepaste wijze kennis kan nemen van de grieven en argumenten van de partijen. Deze bepaling moest bovendien met een bijzondere meerderheid worden aangenomen wat het gerechtelijk arrondissement Brussel betreft. Het Hof handhaaft de gevolgen van de vernietigde bepaling ten aanzien van alle toepassingen die ervan zijn gemaakt vóór de bekendmaking van het arrest in het Belgisch Staatsblad.

p 280 | 120/2019 | | Grondwettelijk Hof