Inkomstenbelastingen – Vennootschapsbelasting – Afzonderlijke aanslagen – Geheime commissielonen – Termijn

In het arrest nr. 125/2019 van 26 september 2019 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 219, zevende lid WIB1992 de artt. 10, 11 en 172 Gw. schendt in zoverre de niet toepassing van de afzonderlijke aanslag wordt beperkt tot de gevallen waarbij de verkrijger van het voordeel van alle aard enkel binnen twee jaar en zes maanden ondubbelzinnig werd geïdentificeerd, en niet geldt in de gevallen waarbij de verkrijger buiten die termijn op een ondubbelzinnige wijze werd geïdentificeerd, maar binnen de wettelijke aanslagtermijnen effectief werd belast. De afzonderlijke aanslag op de geheime commissielonen mag bijgevolg geen toepassing vinden wanneer de verkrijger van het voordeel van alle aard binnen de wettelijke aanslagtermijnen effectief werd belast.

p 400 | 125/2019 | | Grondwettelijk Hof