Beslissing tot uithandengeving minderjarige – Onmogelijkheid van onmiddellijk cassatieberoep – Zelfherstellende lacune

In het arrest nr. 161/2019 van 24 oktober 2019 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 420 Sv., zoals vervangen bij art. 20 van de wet van 14 februari 2014 met betrekking tot de rechtspleging voor het Hof van Cassatie in strafzaken, de artt. 10 en 11 Gw. schendt in zoverre het niet in de mogelijkheid voorziet om onmiddellijk cassatieberoep in te stellen tegen een beslissing tot uithandengeving. De mogelijkheid om cassatieberoep in te stellen na de eindbeslissing ten gronde kan niet volstaan, omdat de minderjarige dan doorgaans reeds meerderjarig zal zijn. De doeltreffendheid van een cassatieberoep inzake de uithandengeving veronderstelt dat het arrest van het Hof van Cassatie snel wordt gewezen. In afwachting van een optreden van de wetgever, dient het Hof van Cassatie het onmiddellijk tegen een beslissing tot uithandengeving ingestelde cassatieberoep ontvankelijk te verklaren.

p 719 | 161/2019 | | Grondwettelijk Hof