Afstamming – Gerechtelijke vaststelling – Vordering tot onderzoek naar vaderschap – Belang van het kind

In arrest nr. 190/2019 van 28 november 2019 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat het niet redelijk verantwoord is ervan uit te gaan dat het in elk geval in het belang van het kind is om zijn dubbele afstamming vast te stellen, bij een vordering tot vaststelling van vaderschap die door de moeder van het kind is ingesteld tegen de biologische vader, in geval van verzet van die laatste, noch dat het belang van de moeder en dat van het kind in alle omstandigheden samenvallen. Artikel 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek houdt geen schending in van de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het EVRM indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat het de rechter toestaat het belang van het kind in aanmerking te nemen wanneer de moeder van het kind een vordering heeft ingesteld tot gerechtelijke vaststelling van vaderschap tegen de biologische vader, in geval van verzet van die laatste.

p 880 | 190/2019 | | Grondwettelijk Hof