Rechtsplegingsvergoeding – Onteigeningsprocedure – Forfaitaire vergoeding – Billijke schadeloosstelling

In arrest nr. 192/2019 van 28 november 2019 bevestigt het Grondwettelijk Hof zijn vroegere rechtspraak (zie arrest nr. 186/2011) volgens welke artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek geen schending inhoudt van de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het EVRM, in zoverre de onteigende krachtens die bepaling in de procedure voor de vrederechter op grond van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte slechts aanspraak kan maken op een forfaitaire – en dus niet noodzakelijk volledige – vergoeding van de kosten en erelonen van zijn advocaat. Het feit dat de rechtsplegingsvergoeding niet werd verhoogd naar aanleiding van de onderwerping van de diensten van advocaten aan de btw, leidt niet tot een ander resultaat, evenmin als de vaststelling dat de kosten van een technisch raadgever wel volledig worden vergoed.

p 960 | 192/2019 | | Grondwettelijk Hof